Ouderschapsverlof deel betaald verlof vanaf augustus 2022
De Tweede Kamer is akkoord met het wetsvoorstel Wet betaald ouderschapsverlof. Dit betekent dat ouders 9 weken van het ouderschapsverlof krijgen doorbetaald. Deze wet gaat in op 2 augustus 2022.
Doel en doelstelling
Bij de geboorte van een kind komt er veel op ouders af. Het kabinet wil dat mensen meer de ruimte krijgen om te kiezen hoe ze zorg en werk kunnen combineren. Daarom kriijgen ouders per 2 augustus 2022 negen weken van het ouderschapsverlof doorbetaald. Het kabinet stimuleert ouders daarmee om het ouderschapsverlof daadwerkelijk op te nemen.
Meer weten over deze regeling? Klik op onderstaande link naar de website van de Rijksoverheid waar alle informatie over deze regeling terug te vinden is.
Voor de praktijk
Heeft een werknemer een kind geadopteerd of een pleegkind? Wijs er op dat men het betaald ouderschapsverlof dan in het eerste jaar moet opnemen. Dat eerste jaar begint te lopen vanaf de dag na de dag waarop men het kind heeft geadopteerd of waarop men het pleegkind heeft opgenomen in het gezin.
Bron:Rijksoverheid: Ouderschapsverlof deels betaald vanaf augustus 2022
Nieuwe loonwaardebepaling
Door de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021 geldt vanaf 1 juli 2021 een nieuwe loonwaardebepaling voor het bepalen voor het bepalen van de loonkostensubsidie. Deze nieuwe loonwaardebepaling moet ervoor zorgen dat werkgevers eerder werknemers met een arbeidsbeperking aannemen. Dit besluit heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geplaatst in het Staatsblad.
Loonwaardebepaling
De loonkostensubsidie vergoedt het verschil tussen de loonwaarde en het minimumloon. Een loonwaardedeskundige stelt de loonwaarde van een werknemer vast. Vanaf 1 juli 2022 stelt de loonwaardedeskundige de loonwaarde vast door de volgende stappen te doorlopen:
- Het bepalen van een normfunctie
De standaard voor een normfunctie is dat deze minimaal voor 60?zelfde hoofdtaken heeft als de daadwerkelijke hoofdtaken van de werknemer. De loonwaardedeskundige kijkt hierbij naar functies die zo dicht mogelijk bij de werknemer staan, beginnende bij functies bij dezelfde werkgever. - Het bepalen van maximaal vijf hoofdtaken van de werknemer
De vijf hoofdtaken moeten samen 100% van de werktijd van de werknemer volmaken. Bijvoorbeeld: 20% schoonmaken, 30?ministratie, 30% klanten helpen en 20% schappen vullen. - Het bepalen van de arbeidsprestatie per hoofdtaak in procenten
De arbeidsprestatie bestaat uit een vergelijking van drie verschillende werkonderdelen. Hierbij kijkt de loonwaardedeskundige hoeveel procent de werknemer op de werkonderdelen presteert in vergelijking tot de normfunctie. De werkonderdelen zijn:- Het tempo waarin de werknemer de hoofdtaak uitvoert.
- De kwaliteit van het uitvoeren van de hoofdtaak.
- De netto werktijd die de werknemer nodig heeft voor het uitvoeren van de hoofdtaak.
- Het bepalen van de loonwaarde
De arbeidsprestaties van de hoofdtaken worden bij elkaar opgeteld. Dit is de loonwaarde.
De loonkostensubsidie is het verschil tussen de loonwaarde en het minimumloon. Is de loonwaarde bijvoorbeeld 60%? Dan is de loonkostensubsidie 100% -/- 60% = 40% van het minimumloon. De loonkostensubsidie is maximaal 70% van het minimumloon.
Overgangsrecht
De nieuwe berekening van de loonwaarde geldt voor iedereen die op of na 1 juli 2021 de aanvraag voor loonkostensubsidie indient. Heeft iemand voor deze datum de aanvraag ingediend? Dan geldt de oude berekening nog totdat de loonwaarde opnieuw vastgesteld moet worden.
Voor de praktijk:
De loonwaardedeskundige moet de loonwaarde berekenen met een loonwaarderapportage. De minister stelt ook vast hoe een loonwaarderapportage eruit moet komen te zien.
Bron: Overheid.nl: Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021
Uitwerking verplichte AOV voor zelfstandigen
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven wat al uitgewerkt is over de verplichte AOV voor zelfstandigen. De minister gaat uit van het advies van de Stichting van de Arbeid bij het uitwerken van de AOV-verplichting. De minister heeft zeven hoofdonderwerpen vastgesteld die nog verder uitgewerkt moeten worden.
- Doelgroep
De kring van verzekerden gaat over wie onder deze AOV-verplichting vallen. Dit zijn voor nu:
- ZZP'ers;
- Zelfstandigen met personeel;
- DGA's zonder personeel;
- Resultaatgenieters; en
- Meewerkende echtgenoten.
De volgende groep is nog niet automatisch publiek verzekerd:
- DGA's met personeel;
- Gemoedsbezwaarden; en
- Personen met resultaat uit overige werkzaamheden.
- Betalen van premie
Het UWV en de Belastingdienst hebben aangegeven dat het innen van premie lastig is door de verschillen in de doelgroep. De minister gaat dit makkelijker maken door het idee verder uit te werken van een eenvoudige verzekering. In deze eenvoudige verzekering zijn weinig keuzemogelijkheden en uitzonderingen voor de verzekerde. - Overgangsrecht
De minister moet nog onderzoeken hoe zelfstandigen die nu een private verzekering hebben, gemakkelijk kunnen overstappen naar een publieke verzekering. - Uitkering
De uitkering en de manier waarop uitgekeerd wordt, gaat zoveel mogelijk lijken op hoe dit gaat bij de WIA. Sluit de WIA niet goed aan, omdat het om zelfstandigen gaat? Dan wordt gekeken naar de oude Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).
De uitkering zou hier de volgende vorm hebben:
Vanaf 18 jaar kan het recht op een uitkering ontstaan tot aan de AOW-leeftijd.
Het minimumpercentage arbeidsongeschikt voor het ontvangen van een uitkering is 35%. Dit geldt na de wachttijd.
Voor de hoogte van de uitkering wordt gekeken naar het inkomen in het kalenderjaar voor dat de zelfstandige ziek werd. Is dit financieel niet prettig voor de zelfstandige, omdat er sprake is van een financieel slecht jaar? Dan wordt gekeken naar het gemiddelde inkomen in de afgelopen 5 jaar voordat de zelfstandige ziek werd.
De uitkering is maximaal 100% van het wettelijk minimumloon.
Komt de uitkering onder het sociaal minimum uit? Dan wordt deze door het UWV aangevuld tot aan het bijstandsniveau. De uitkering en de aanvulling samen kunnen niet hoger zijn dan het inkomen dat is gebruikt voor het vaststellen van de uitkering.
De minister moet nog onderzoeken hoe de uitkering gaat bij een zelfstandige die nog geen volledig kalenderjaar heeft gewerkt en ziek wordt. - Beoordeling recht op uitkering
Voor het bepalen of een zelfstandige een uitkering mag ontvangen, wordt gebruik gemaakt van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Dit systeem wordt ook gebruikt bij de WIA. Hiermee kan een schatting gemaakt worden van het inkomensverlies van een zelfstandige om zo de mate van arbeidsongeschiktheid te kunnen bepalen. - Werken na arbeidsongeschiktheid
De minister laat een onderzoek uitvoeren hoe ook zelfstandigen toegang kunnen krijgen tot een bedrijfsarts en arbozorg. Het doel van het onderzoek is om arbeidsongeschiktheid bij zelfstandigen beter te kunnen voorkomen en om zelfstandigen na arbeidsongeschiktheid sneller aan het werk te krijgen. - Betaalbaarheid
De uiteindelijke premie voor de AOV hangt af van de uiteindelijke vorm van de verzekering en kan hierdoor nog niet aangegeven worden. De minister vindt het hierbij wel belangrijk dat de zelfstandigen niet in een slechtere positie komen dan voor de ingangsdatum van de verplichte AOV.
De minister laat een onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden van het doorberekenen van de AOV-premie van zelfstandigen aan hun opdrachtgevers.
De minister geeft aan dat het aan het volgende kabinet is om daadwerkelijk beslissingen over de verplichte AOV te maken.
Voor de praktijk:
De publieke AOV zal vooral interessant zijn voor zwaardere beroepen. Zij kunnen zich namelijk lastiger verzekeren en vaak tegen een hoge premie bij private verzekeraars. Breng alvast in kaart welke klanten door hun beroep geen of lastig een AOV kunnen krijgen en hierdoor straks voordeel kunnen krijgen door de publieke verzekering af te sluiten.
Bron: Rijksoverheid: Kamerbrief over hoofdlijnen verplichte AOV voor zelfstandigen